Belanghebbende, de heer X, heeft drie inwonende kleinkinderen, aangezien hun moeder niet in staat is om voor hen te zorgen. De kleinkinderen zijn in 2013 jonger dan 21 jaar. X ontvangt in dat jaar geen kinderbijslag voor hen, maar wel een pleegzorgvergoeding van in totaal € 20.388. In geschil is of X in zijn IB-aangifte terecht een persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van de kinderen claimt van € 4.740. Volgens X zijn de werkelijke kosten € 26.732.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat niet wordt voldaan aan de onderhoudseis, aangezien X een pleegzorgvergoeding ontvangt. Hierdoor wordt namelijk een substantieel deel van de onderhoudskosten niet door hem gedragen, maar vergoed door een derde (verg. HR 13 juni 1969, nr. 16.173, ECLI:NL:HR:1969:AX5862, BNB 1969/167). Voor een eigen kind wordt normaliter namelijk geen vergoeding voor de onderhoudskosten ontvangen. Het maakt niet uit dat de pleegzorgvergoeding niet kostendekkend is (verg. Hof Amsterdam 27 oktober 2008, nr. 07/00761, V-N 2009/8.23). Voorts is de inmiddels onherroepelijke uitspraak van Hof Den Haag (3 februari 2016, nr. 15/00334, V-N 2016/22.2.2) niet vergelijkbaar omdat daar de opvoedingseis in geschil was. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 augustus