Hof Amsterdam beslist dat de rechtbank het beroep van X tegen de ambtshalve vermindering van de aanslag rioolheffing niet-ontvankelijk had moeten verklaren in plaats van ongegrond.
X maakt bij brief met dagtekening 24 maart 2016 bezwaar tegen de aanslagen rioolheffing over de periode 2011 tot en met 2015. Op 18 augustus 2016 verklaart de heffingsambtenaar het bezwaar tegen de aanslagen niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. De voor het belastingjaar 2015 opgelegde aanslag wordt door de heffingsambtenaar ambtshalve verminderd. De rechtbank verklaart het beroep van X tegen die besluiten ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam volgt het oordeel van de rechtbank dat niet sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bij het indienen van het bezwaar door X. Verder overweegt het hof dat de heffingsambtenaar de aanslag over het tijdvak 2015 weliswaar ambtshalve heeft verminderd, maar dat X daar uitdrukkelijk niet in heeft berust blijkens ook haar voor de rechtbank gehouden pleidooi. Het tegen die ambtshalve vermindering gerichte beroep kan X evenwel niet baten, aangezien daartegen geen rechtsmiddel openstond. De rechtbank had dit moeten betrekken bij haar oordeel over de ontvankelijkheid van X' beroep. Het hof doet hetgeen de rechtbank had behoren te doen. Het beroep voor zover gericht tegen de ambtshalve vermindering wordt alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep is in die zin gegrond.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Algemene wet inzake rijksbelastingen 22j
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 1:3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 3 januari