X is het niet eens met de terugvordering van kinderopvangtoeslag over de jaren 2013 en 2014. In beroep maakt de inspecteur de terugvordering ongedaan. Alleen nog de hoogte van de proceskostenvergoeding is in geschil.
Rechtbank Noord-Holland ziet geen reden om X een bovenforfaitaire proceskostenvergoeding toe te kennen na de matiging van de terugvordering kinderopvangtoeslag. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gesproken worden van bijzondere omstandigheden als bedoeld in art. 2 lid 3 Bpb. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2018:4270) en intern overleg, ter zitting X kunnen toezeggen dat de terugvordering kinderopvangtoeslag met 100% zal worden gematigd. De rechtbank begrijpt dat het tijdsverloop voor X stress en onzekerheid met zich meebrengt, maar dit is onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanig ernstig onzorgvuldig handelen van de fiscus dat daarin grond is gelegen voor een integrale proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de terugvorderingen en kent X een forfaitaire proceskostenvergoeding toe.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 november