X verkrijgt op 15 oktober 2008 een perceel tuinland met glasopstanden. Ter zake van deze verkrijging doet X een beroep op de cultuurgrondvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel q WBR 1970. De inspecteur is van mening dat de vrijstelling niet van toepassing is op een erf dat in gebruik is als een verharde parkeerplaats en op de ondergrond van een schuur, en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting aan X op. Hof Den Haag oordeelt dat de cultuurgrondvrijstelling ook van toepassing is op het erf en de ondergrond van de schuur. Het hof overweegt daarbij dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever ook deze elementen heeft willen vrijstellen. Verder acht het hof van belang dat de elementen van de grond alle bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw worden geëxploiteerd en dat geen sprake is van een verkrijging voor privédoeleinden of voor andere dan landbouwdoeleinden.
De Hoge Raad oordeelt dat de cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing is op het erf en de ondergrond van de schuur. Volgens de Hoge Raad is een verharde parkeerplaats namelijk niet aan te merken als cultuurgrond in de zin van art. 15 lid 1 onderdeel q WBR 1970. Ten aanzien van de schuur merkt de Hoge Raad op dat dit geen glasopstand is, zodat de ondergrond niet is aan te merken als cultuurgrond en niet kan delen in de cultuurgrondvrijstelling. Verder merkt de Hoge Raad op dat niet voldoende is dat de gedeelten van het perceel bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw worden geëxploiteerd. Daarnaast is namelijk vereist dat sprake is van cultuurgrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 september