Volgens Hof Den Haag leidt de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen van X, die bij het EOB werkt, niet tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling tussen X, en anderzijds medewerkers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar die reeds tien jaar in Nederland werkzaam zijn en geen box 3 heffing hoeven te betalen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X is in dienstbetrekking bij het Europese Octrooi Bureau te Rijswijk. X heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in het jaar 2010 in Nederland. Het uit deze dienstbetrekking door X ontvangen salaris is vrijgesteld van inkomstenbelasting op grond van de Zetelovereenkomst Europees Octrooibureau. De inspecteur wijkt bij het opleggen van de aanslag ib/pvv over het jaar 2010 af van de door X ingediende aangifte. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt op nihil gesteld maar het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 27.779. X komt in beroep. In geschil of de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen van X tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling leidt tussen X, en anderzijds medewerkers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar die reeds tien jaar in Nederland werkzaam zijn en geen box 3 heffing hoeven te betalen. Volgens Rechtbank Den Haag is er geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De rechtbank verwijst naar het arrest HR 9 januari 2015, nr. 2013/05597 (V-N 2015/4.4). X komt in hoger beroep.

Hof Den Haag (MK I, 19 oktober 2016, BK-16/00207, V-N 2017/3.1.3) verwijst onder andere naar het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2011, nr. 2010/03467, (V-N 2011/36.11). In dat arrest heeft de Hoge Raad de vraag of sprake is van discriminatie doordat een voordeel uit sparen en beleggen van de betreffende belanghebbende in aanmerking wordt genomen, terwijl dergelijke voordelen niet in aanmerking worden genomen bij collega's van de belanghebbende werkzaam bij het EOB, die geen onderdaan zijn van Nederland en hier evenmin duurzaam verblijf houden, ontkennend beantwoord. Het hof is het eens met de rechtbank dat ook in dit geval geen sprake is van discriminatie en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Wet inkomstenbelasting 2001 5.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen