Belanghebbende, X, is (mede)erfgenaam en wil bezwaar maken tegen de WOZ-waarde van de tot de nalatenschap behorende woning en verzoekt te worden aangemerkt als medebelanghebbende. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht heeft geweigerd een medebelanghebbendebeschikking af te geven. Verder is in geschil of de gemeente de hoorplicht heeft geschonden.
Hof Amsterdam oordeelt dat bestuursorganen niet verplicht zijn om gehoor te geven aan de wens van bezwaarmakers om telefonisch te worden gehoord. Uit HR 1 juni 2012, nr. 11/04661, V-N 2012/28.9 kan niet worden afgeleid dat een belastingplichtige het recht heeft om telefonisch te worden gehoord. Uit het arrest volgt slechts dat het telefonisch horen, mits op bepaalde wijze vormgegeven, een handeling is die met een punt wordt beloond voor de toepassing van het Besluit proces bestuursrecht. Uit de wetsgeschiedenis volgt volgens het hof dat een bestuursorgaan de vrijheid heeft om beleid te voeren dat hoorzittingen in persoon en niet per telefoon plaatsvinden. Indien een belastingplichtige verzoekt om telefonisch gehoord te worden, en dus om een uitzondering op het beleid te maken, zal de beslissing van het bestuursorgaan derhalve moeten worden gerespecteerd, tenzij die beslissing in strijd zou zijn met enig beginsel van behoorlijk bestuur. De heffingsambtenaar heeft voldoende argumenten aangevoerd waarom hij geen uitzondering wenst te maken op het beleid om in persoon te horen. Verder oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar terecht heeft geweigerd om een medebelanghebbendebeschikking ex. art. 28 Wet WOZ af te geven omdat X al de weg van art. 26a lid 2 AWR heeft ingeslagen door bezwaar te maken tegen de beschikking die is opgelegd aan de gezamenlijke erfgenamen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Wet waardering onroerende zaken 28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 28 november