Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de ingebrekestelling onredelijk laat – bijna zes jaar na het BPM-bezwaar – heeft plaatsgevonden en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

X doet BPM-aangifte voor een VW Transporter 2.5 TDI. Bij uitspraak op bezwaar van 26 januari 2012 is het bezwaar van X tegen de BPM-voldoening niet-ontvankelijk verklaard. X stelt deze uitspraak nimmer te hebben ontvangen en in 2017 stelt X de inspecteur alsnog in gebreke in verband met het uitblijven van de uitspraak op bezwaar. In geschil is of terecht geen dwangsom is toegekend. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 1500. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de ingebrekestelling onredelijk laat heeft plaatsgevonden en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Voor de proceskostenvergoeding heeft de rechtbank de wegingsfactor 0,5 toegekend. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 24 juni

41

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen