Hof Den Haag oordeelt dat het aan de nalatigheid van X is te wijten dat ze geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een schriftelijk herzieningsverzoek in te dienen. De teruggaaf van de onjuist gefactureerde BTW via de BTW-aangifte is terecht geweigerd.
X bv brengt in de jaren 2010 tot en met 2017 BTW in rekening op facturen met de omschrijving ‘management fee’. Later blijkt dat de BTW ten onrechte door X in rekening is gebracht, omdat sprake is van een winstrecht en niet van een management fee. Om deze fout te herstellen, reikt X in het eerste kwartaal van 2018 creditfacturen uit. Daarna vraagt X de ten onrechte in rekening gebrachte BTW terug in de BTW-aangifte over het eerste kwartaal 2018. De inspecteur weigert de teruggaaf en legt een naheffingsaanslag op voor het bedrag aan verschuldigde BTW zonder rekening te houden met de creditnota's.
Hof Den Haag oordeelt dat het X in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk is gemaakt haar herzieningsrecht uit te oefenen. X maakt voor de herziening van de ten onrechte in rekening gebrachte BTW geen gebruik van de in het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 10 oktober 2017, nr. BLKB 2017/7366, V-N 2017/55.14 vastgelegde wettelijke regeling op grond waarvan het mogelijk is om een schriftelijk herzieningsverzoek in te dienen. Het is aan de nalatigheid van X te wijten dat zij de mogelijkheid van het indienen van een schriftelijk herzieningsverzoek niet heeft benut. De teruggaaf is terecht geweigerd en de naheffingsaanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 november