Gemeente X werkt in 2002 aan de realisatie van een stadskantoor. Niet in geschil is dat het (toekomstig) gebruik van het stadskantoor als volgt kan worden gesplitst: 94% overheidsprestaties, 5% belaste prestaties en 1% vrijgestelde prestaties. Na verwijzing door de Hoge Raad (HR 13 november 2009, nr. 43 864, V-N 2009/58.3) is niet langer in geschil dat het beroep van X ontvankelijk is. Nog wel in geschil is de aftrek van de aan X in rekening gebrachte voorbelasting.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat gemeente X recht heeft op aftrek van voorbelasting over de algemene kosten die toerekenbaar zijn aan de belaste prestaties. Het hof verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van 13 maart 2008, nr. C-437/06, V-N 2008/14.20 (Securenta). Het hof schat dat 5% van de algemene kosten betrekking heeft op belaste prestaties. Vervolgens oordeelt het hof dat niet-economische activiteiten, zoals overheidsprestaties buiten de werkingssfeer van de omzetbelasting dienen te blijven (HvJ 12 februari 2009, nr. C-515/07, V-N 2009/9.27), maar dat art. 3, eerste lid, onderdeel h van de Wet OB 1968 (integratieheffing) wel van toepassing is voor zover de onroerende zaak wordt gebruikt voor belaste en vrijgestelde prestaties. Het hof schat dat het hier om 6% van de totale door X verrichte prestaties gaat. Slotsom is dat X recht heeft op aftrek van voorbelasting tot een bedrag van € 17.279. Nu dit bedrag overeenkomt met het bedrag dat de inspecteur in aanmerking heeft genomen, is het hoger beroep van X ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 8 november