Hof Amsterdam oordeelt dat uitsluitend het relatief competente hof bevoegd is het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank omtrent het op grond van art. 26 AWR genomen besluit te behandelen. Mevrouw X5 heeft het verzoek om de WOZ-beschikking van 2015 te laat ingediend.

Mevrouw X5 is erfpachter van een woning in de gemeente Amsterdam. In 2017 voert de gemeente de zogenaamde 'overstapregeling' in. Kernpunt hiervan is dat de erfpachtcanon eeuwigdurend wordt vastgesteld, maar dat deze wel kan worden afgekocht. Erfpachters kunnen ook opteren voor het oude canonsysteem. Bij de berekening van de eeuwigdurende canon en de afkoop is de WOZ-waarde op de peildata 1 januari 2014 of 1 januari 2015 beslissend. X5 vraagt daarom een WOZ-beschikking over 2015 aan. Volgens de heffingsambtenaar is het bezwaar van X5 tegen de weigering om de WOZ-beschikking te verstrekken niet-ontvankelijk omdat de beschikking al eerder aan de partner van X5 is verstrekt en er dus geen rechtsgang meer is. Rechtbank Amsterdam stelt de heffingsambtenaar in het gelijk omdat zijn weigering geen voor bezwaar vatbare beschikking is. De motivering van de uispraak op bezwaar is echter ondeugdelijk, zodat X5 wel een proceskostenvergoeding en een vergoeding voor het griffierecht krijgt. X5 stelt in hoger beroep primair dat de zaak moet worden doorgezonden naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Volgens de heffingsambtenaar heeft X5 te laat om de WOZ-beschikking verzocht en was zijn eerdere motivering van de uitspraak op bezwaar daarom ondeugdelijk.

Hof Amsterdam oordeelt dat uitsluitend het relatief competente hof (belastingkamer) bevoegd is het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank omtrent het op grond van art. 26 AWR genomen besluit te behandelen. X5 stelt vergeefs dat de heffingsambtenaar alsnog enige beleidsstukken met betrekking tot de overstapregeling moet overleggen. In geschil is namelijk uitsluitend of X5 de eerder vastgestelde WOZ-beschikking alsnog kan aanvechten, waartoe deze beleidsstukken niet relevant zijn. X5 beroept zich ook vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. In slechts een beperkt aantal gevallen is namelijk door de heffingsambtenaar per abuis een voor bezwaar vatbare beschikking afgegeven. Het beroep van X5 is ook voor het overige ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar is ook ongegrond. Ook als een bezwaar niet-ontvankelijk is, dan nog is de heffingsambtenaar verplicht om dit deugdelijk te motiveren.

Lees ook de thema's Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter en Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 28

Wet waardering onroerende zaken 26

Wet waardering onroerende zaken 22

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 26 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen