Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de gemeente geen fouten heeft gemaakt bij de objectafbakening van een pastorie. De kerkenvrijstelling is op het pand niet van toepassing.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een pastorie met garage. De woning staat op een perceel met een oppervlakte van 1.350 m². X stelt dat een gedeelte van de tuin bij de pastorie waar enkele malen per jaar kerkdiensten worden gehouden, beschouwd moet worden als een zelfstandig gedeelte als bedoeld in art. 16, onder c, Wet WOZ. Verder stelt X dat deze kerktuin vanwege de erediensten valt onder de kerkenvrijstelling.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de gemeente de pastorie terecht met de tuin en de garage heeft afgebakend als een samenstel als bedoeld in art. 16, onder d, Wet WOZ. De garage hoort bij de pastorie en kan, anders dan X betoogt, niet worden beschouwd als nevenruimte van de kerk. Ook de kerktuin hoort, gelet op de ligging ervan, bij de pastorie en niet bij de kerk. Verder oordeelt het hof dat de tuin bij de pastorie geen zelfstandig gedeelte bevat als bedoeld in art. 16, onder c van de Wet WOZ. De zogeheten kerktuin is daarvoor onvoldoende afgescheiden van de rest van de pastorietuin en is ook niet ingericht als zelfstandig gedeelte. De kerkenvrijstelling is niet van toepassing op het WOZ-object bestaande uit de pastorie en garage (die het gehele jaar dienen als woning) en de tuin. Dat de tuin enkele malen per jaar wordt gebruikt voor een kerkdienst is onvoldoende om te oordelen dat de onroerende zaak in zijn geheel in hoofdzaak is bestemd voor de openbare eredienst.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2-1-g

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 5 december

60

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen