De fiscale eenheid voor de btw X bv, Y bv c.s. exploiteert een horecabedrijf. Voor de lunch en het diner kan de klant kiezen uit verschillende gerechten. Er is voorts een afzonderlijke wijn- en drankenkaart. In geschil is of X bv voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken bij deze maaltijden het lage btw-tarief kan toepassen. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is de verstrekking van alcoholhoudende dranken en de verstrekking van maaltijden één restaurantdienst, maar op de verstrekking van deze dranken – dus óók als onderdeel van de restaurantdienst – is het normale btw-tarief van 21% van toepassing (zie HR 12 augustus 2016, nr. 15/03974, V-N 2016/41.15, r.o. 3.7.6, en TaxVisions editie 26 augustus 2016). X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de EU-lidstaten in het kader van één restaurantdienst volgens Richtlijn 2006/112/EG twee verschillende btw-tarieven mogen hanteren. Nederland maakt hiervan gebruik door de levering van alcoholhoudende drank uit te sluiten in de wettelijke definitie van voedingsmiddelen. Uit de richtlijn blijkt niet dat de communautaire wetgever naast een materieelrechtelijke ook een wetstechnische instructie heeft gegeven over de wijze waarop de lidstaten dit in hun wetgeving moeten implementeren. Het staat de Nederlandse wetgever dus vrij de wetgeving op dit punt naar eigen inzicht in te vullen. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 februari