Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het lagere tarief zuiveringsheffing niet geldt voor de woning van X. Dit omdat het park waarop de woning is gelegen, niet is aan te merken als een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein.

X is eigenaar en gebruiker van een vakantiewoning gelegen op een park. X is het niet eens met aanslagen zuiveringsheffing over de jaren 2016 t/m 2018. Deze aanslagen van elk ongeveer € 140 zijn opgelegd op basis van de grondslag ‘vast bedrag woning meerpersoonshuishouden’. X stelt dat de woning moet worden aangemerkt als een voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimte die zich bevindt op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. Voor dergelijke woonruimten geldt een lager tarief.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het lagere tarief zuiveringsheffing niet geldt voor de woning van X. Het park waar de woning is gelegen is niet aan te merken als een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd, nu er bijvoorbeeld geen sprake is van recreatieve voorzieningen. Dat het bestemmingsplan eraan in de weg staat dat X (permanent) woont in het object, is voor deze belastingheffing niet van belang. Er is sprake van een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de forfaitaire systematiek van zuiveringsheffing voor woonruimten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122h

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 4 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen