Belanghebbende, X bv, is onderdeel van een groep bv's, die onder meer belastingadviezen geeft. X bv is opgericht om een klant ter wille te zijn. Deze klant, E ltd, is actief in de ICT-sector en leent consultants uit. Aangezien E ltd geen direct zaken wil doen met ZZP-ers, fungeert X bv als detacheerder. E ltd selecteert geschikte ZZP-ers en brengt deze vervolgens in contact met X bv. X bv ontvangt voor haar werkzaamheden € 2 per uitbetaald uur. De inspecteur stelt dat de ZZP-ers uitzendkrachten zijn. De betalingen die X bv in 2006 tot en met 2008 aan de ZZP-ers heeft gedaan, zijn daarom aangemerkt als netto-loonbetalingen. In geschil is of terecht LB-naheffingsaanslagen en vergrijpboetes aan X bv zijn opgelegd. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv feitelijk slechts fungeert als administratieve dienstverlener tussen E ltd en de ZZP-ers. X bv is dus geen uitzendwerkgever in de zin van art. 7:690 BW. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat de ZZP-ers de aanwijzingen moeten opvolgen van de inleners of van E ltd en dus ook aan hen verantwoording zijn verschuldigd en van hen de arbeidsvergoeding ontvangen. De functie van X bv is slechts ondersteunend en facilitair van aard en strekt slechts ten dienste van de contractuele verhouding tussen de ZZP-ers enerzijds en E ltd en de inleners anderzijds. Anders dan de inspecteur bepleit, is geen sprake van een uitzendovereenkomst, noch een fictieve dienstbetrekking. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2a