Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het tijdsverloop van bijna een jaar tussen vaststelling van de aanslag in het systeem en de daadwerkelijke verzending ervan de inspecteur moet worden aangerekend.
De heer X claimt in zijn IB-aangifte over 2014 aftrek van levensonderhoud kinderen van € 1160 en specifieke zorgkosten van € 457. De Belastingdienst start in 2015 een onderzoek naar mogelijk bewust onjuiste aangiften die zijn ingediend door de gemachtigde van X of zijn kantoorgenoot. Pas in april 2016 is de aanslag toch conform de aangifte opgelegd. Volgens de inspecteur was de aanslag al in mei 2015 in het systeem afgesloten en had hij daarna geen invloed meer op de verwerking. X heeft in 2017 niet gereageerd op een vragenbrief van de inspecteur. In geschil is de navorderingsaanslag. X stelt dat een nieuw feit ontbreekt.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het tijdsverloop van bijna een jaar tussen vaststelling van de aanslag in het systeem en de daadwerkelijke verzending ervan de inspecteur moet worden aangerekend. De inspecteur heeft een ambtelijk verzuim begaan door kennelijk geen aandacht te besteden aan de al vastgestelde aanslagen die nog moesten worden verstuurd. De inspecteur had de verzending van deze aanslagen met voortvarendheid ter hand moeten laten nemen of in ieder geval daarop aan te dringen. In casu is navordering dus niet meer mogelijk. Het beroep van X is gegrond. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn volgt ook een immateriële schadevergoeding van € 1000.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 23 juli