De rechtbank oordeelt dat bij de vraag of er in enig jaar sprake is van een objectieve voordeelsvewachting, de feiten in omstandigheden van eerdere jaren in aanmerking genomen mogen worden. Gelet op de negatieve ondernemingsresultaten van voorgaande jaren kunnen er in 2016 redelijkerwijs geen positieve opbrengsten verwacht worden.

Belanghebbende, X, is drijft een onderneming in de tapijt- en vinylsector en heeft vanaf 2012 jaarlijks een negatief resultaat. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV voor 2016 wijkt de inspecteur af van de aangifte. Hij gaat uit van een staking van de onderneming en neemt een stakingsverlies in aanmerking. In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of er sprake is van een bron van inkomen.

De rechtbank oordeelt dat de vraag of er in 2016 sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, in beginsel beoordeeld moet worden op basis van de feiten en omstandigheden in 2016. Wel mogen feiten en omstandigheden van eerdere jaren mede in aanmerking genomen worden om deze vraag te beantwoorden. De inspecteur is terecht uitgegaan van een staking, maar de aanslag wordt wel verminderd. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 25 juni

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen