Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht op toepassing van de IACK heeft. X heeft niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat hij, bezien over een periode van zes maanden, doorgaans drie dagen per week voor zijn zoon heeft gezorgd.
X staat ingeschreven op adres A. Zijn zoon woont bij zijn moeder op adres B. De inspecteur legt aan X een aanslag IB/PVV 2019 op, waarbij de IACK niet is toegepast. Volgens X dient de IACK wel te worden toegepast omdat hij alle kosten voor zijn zoon draagt en hij vaak voor zijn zoon zorgt in het huis van zijn moeder. Dit was nodig omdat de moeder vaak afwezig was. In 2019 werkt X vanwege de zorg voor zijn zoon maar tweeënhalve dag in plaats van fulltime. Zijn zoon heeft de leeftijd van 12 jaar nog niet bereikt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht op toepassing van de IACK kan ontlenen aan art. 8.14a Wet IB 2001. Echter, omdat zijn zoon niet op het adres van X staat ingeschreven maar bij zijn moeder, kan X toch recht op de IACK hebben als zijn zoon gedurende zes maanden tenminste drie hele dagen per week bij X verblijft. Nu X dit niet stelt, laat staan aannemelijk maakt, is niet voldaan aan de vereisten voor toepassing van de IACK. De vraag of het verzorgen van de zoon in het huis van de moeder terwijl X in dat huis verblijft, kan worden aangemerkt als ‘verblijf bij X’, kan daarom in het midden blijven.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 44b
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 4 augustus
Rubriek: Inkomstenbelasting