Belanghebbende heeft geen recht op renteaftrek uit hoofde van de scheidingsregeling nu niet aan de vereisten voor toepassing van deze regeling is voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X heeft samen met Y in 2007 de eigendom van een pand, ieder voor de onverdeelde helft. X is in 2007 niet op het adres ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA). De woning wordt in 2007 bewoond door Y en de dochter van X en Y. X heeft een bedrag van € 14.383 aan hypotheekrente afgetrokken. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X de rente kan aftrekken, omdat de woning kwalificeert als eigen woning in de zin van art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 (scheidingsregeling). In geschil is onder andere dit oordeel van de rechtbank.

Hof Den Haag (MK I, 14 augustus 2013, BK-12/00351 en 12/00352, V-N 2013/57.1.2) oordeelt dat X de rente niet kan aftrekken. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat X niet aan de wettelijke vereisten voldoet teneinde het beroep op de fiscale partnerregeling te doen slagen. X en Y hebben over het jaar 2006 niet tijdig een verzoek om fiscaal partnerschap gedaan. Om die reden mist art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 toepassing. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111 lid 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen