Belanghebbende, X, is eigenaar van drie woningen in de gemeente Rotterdam. In geschil zijn de WOZ-waarde van deze woningen voor belastingjaar 2013 en de proceskostenvergoeding.
Hof Den Haag (MK I, 18 november 2015, BK-15/00144 en 15/00174 t/m 15/00176, V-N Vandaag 2015/2598) ziet geen reden voor verlaging van de WOZ-waarde van de drie woningen van X. Naar het oordeel van het hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat er op korte termijn maatregelen genomen moeten worden om de fundering van het pand waarin de woningen gesitueerd zijn, te verbeteren. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar, dat zich richt tegen de proceskostenvergoeding, is echter ook ongegrond. De familierelatie tussen X en zijn gemachtigde staat in dit geval niet aan het beroepsmatige karakter van de verleende rechtsbijstand in de weg. Het hof veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van X. Dit omdat X zich heeft moeten verweren in het hoger beroep van de heffingsambtenaar.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 18 oktober