Advocaat-generaal Niessen sluit zich aan bij het oordeel van Rechtbank Arnhem en van Hof Arnhem en overweegt dat de aanslag schenkingsrecht niet kan worden verminderd met de overdrachtsbelasting die op grond van de anti-cumulatieregeling is vrijgesteld.

Belanghebbende, X, koopt van haar moeder een woning in aanbouw. Van de koopsom van € 400.000 wordt € 95.000 kwijtgescholden. Door de werking van de anti-cumulatiebepaling van art. 13 WBR wordt bij X de grondslag voor de overdrachtsbelasting verminderd met de grondslag waarover omzetbelasting is geheven ter zake van de eerdere verkrijging door de moeder. Daardoor voldoet X per saldo overdrachtbelasting over een bedrag van € 115.100. X dient schenkingsrecht te voldoen over de kwijtschelding van € 95.000. In geschil is hoeveel van de voldane overdrachtsbelasting in mindering moet komen op het schenkingsrecht. Het geschil spitst zich toe op de vraag welk bedrag aan overdrachtsbelasting moet worden toegerekend aan de schenking. Rechtbank en hof hebben pro rata toegerekend over het deel van de koopsom waarover wel overdrachtsbelasting is voldaan (wegens eerdere omzetbelasting). Belanghebbende bepleit echter toerekening 'over de voet' van de door haar voldane overdrachtsbelasting, aldus dat het kwijtgescholden bedrag van € 95.000 voor de verrekening primair wordt toegerekend aan het bedrag waarover al overdrachtsbelasting is betaald.

Advocaat-Generaal IJzerman meent - in navolging van rechtbank en hof - dat de pro rata benadering hier de meest redelijke is, omdat de overdrachtsbelasting drukt op de gehele koopsom van € 400.000. Daarvan heeft de moeder € 95.000 kwijtgescholden. Het recht van schenking is dus op dit bedrag gebaseerd. Dat moet volgens de A-G dan ook gelden in het kader van de voorkoming van dubbele heffing ingevolge art. 24, lid 4, SW, derhalve pro rata. De A-G verwerpt de stelling van X dat er vanwege de eerdere omzetbelasting sprake is van dubbele heffing. Weliswaar is er volgens de A-G – bezien in familieverband – sprake van economisch dubbele heffing van eerdere omzetbelasting en het onderhavige schenkingsrecht, maar deze dubbele heffing kan niet worden voorkomen door art. 24, lid 4, SW 1956, omdat daarin slechts sprake is van samenloop van overdrachtsbelasting en schenkingsrecht. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 februari

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen