De gemeente Barendrecht dient een suppletieaangifte in voor de jaren 2007-2011, en verzoekt om extra bijdragen uit het btw-compensatiefonds. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat drie facturen van A bv voor re-integratiewerkzaamheden met betrekking tot uitkeringsgerechtigde langdurig werklozen niet (geheel) voor compensatie in aanmerking komen. Verder merkt de inspecteur een factuur van B bv inzake de outplacementkosten voor een oud-wethouder als niet-compensabel aan. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur de re-integratiekosten ten onrechte heeft aangemerkt als niet-compensabel. Volgens de rechtbank vormen re-integratiekosten in beginsel namelijk geen kosten die betrekking hebben op individuele derden.
Hof Den Haag oordeelt dat de gemeente zowel voor de re-integratiekosten als de kosten voor outplacement recht heeft op btw-compensatie. Het hof stelt vast dat de aan de outplacementkosten ten grondslag liggende prestaties zijn verricht aan, en vallen onder de verantwoordelijkheid van, de gemeente als bestuursorgaan. Dat de door de gemeente als overheidsinstantie in dat verband ingekochte prestaties de mogelijkheid (kunnen) verschaffen sneller een voor een betrokken persoon bij het vinden van een nieuwe werkkring aanvaardbaar resultaat te bereiken, maakt niet dat een uitsluitingsgrond voor compensatie opgeld doet. Niet kan worden volgehouden dat de gemeente deze kosten heeft gemaakt en betaald met als gevolg dat moet worden gesproken van een goed dat, of een dienst die, wordt gebezigd om verstrekt, verleend of ter beschikking gesteld te worden aan een of meer individuele derden. Het gelijk is aan de gemeente.