Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het gemeenten vrijstaat om ook eigenaren en gebruikers van onroerende zaken die niet zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering aan te slaan voor de rioolheffing.

X is eigenaar en tevens gebruiker van een stuk ongebouwde grond in de gemeente Steenwijkerland. Deze gemeente heft rioolheffing van zowel de eigenaar als de gebruiker van een perceel. Er geldt bij beide heffingen een basistarief, met een opslag (eveneens voor beide heffingen) voor percelen die aangesloten zijn op de gemeentelijke riolering.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het gemeenten vrijstaat om ook eigenaren en gebruikers van onroerende zaken die niet zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering aan te slaan voor de rioolheffing. Dit leidt volgens het hof niet tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing die de wetgever in formele zin bij de toekenning van de bevoegdheid om rioolheffingen in te voeren, niet op het oog kan hebben gehad. Ook het feit dat de vaste ‘basistarieven' geen onderscheid maken naar de grootte van het perceel leidt niet tot een onredelijke en willekeurige heffing. Het hof wijst in dat verband naar de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Gemeentewet (TK 2005/06, 30 578, nr. 3, blz. 22-23) alwaar de mogelijkheid om de heffing vast te stellen op een ‘vast bedrag per eigendom' uitdrukkelijk wordt vermeld.  Het hof oordeelt nog dat de aanslagen in overeenstemming met de verordening zijn opgelegd en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 5 maart

177

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen