Belanghebbende, X, ontvangt in het jaar 2014 een WW-uitkering. Het UWV vordert deze uitkering vervolgens terug omdat X er geen recht op blijkt te hebben. X komt met het UWV een betalingsregeling overeen en begint in het jaar 2015 met de terugbetaling. In geschil is of de WW-uitkering in het jaar 2014 tot het belastbaar inkomen in box 1 van X behoort.
Volgens Rechtbank Den Haag is het genietingstijdstip van de WW-uitkering het tijdstip waarop X deze heeft ontvangen. De inspecteur neemt de WW-uitkering dus terecht in aanmerking bij het vaststellen van het belastbare inkomen uit werk en woning in het jaar 2014. Dat Hof Den Haag het toetsingsinkomen van X voor de toeslagen op een lager bedrag heeft bepaald doet niet ter zake. Op de uitspraakdatum van het hof was alleen de voorlopige aanslag ib/pvv 2014 aan X opgelegd. Daarin was de WW-uitkering niet opgenomen. Het hof heeft zich bij deze voorlopige aanslag aangesloten. De uitspraak van het hof laat echter onverlet dat de inspecteur de (definitieve) aanslag nadien mocht opleggen naar een ander box-1 inkomen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 7 augustus