Rechtbank Den Haag stelt vast dat de inspecteur de aanwezigheid van grove schuld bij het indienen van onjuiste aangiften IB/PVV 2014 en 2015 aannemelijk maakt. De vergrijpboeten zijn terecht opgelegd. De rechtbank matigt de boeten met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Beroep daarom gegrond.
X laat door een boekhouder haar aangiften IB/PVV 2014 en 2015 indienen. Daarin wordt een vordering van € 4,5 mln die tot de grondslag van box 3 behoort niet vermeld, alsmede de bankrekening waarop de eerste aflossingen zijn gestort. Enkele jaren daarna vraagt X fiscaal advies. Dat leidt tot herziene aangiften. Daarop reageert de inspecteur met navorderingsaanslagen met wegens inkeer gematigde vergrijpboeten. Na bezwaar van X matigt de inspecteur de vergrijpboeten verder wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. X komt in beroep tegen de vergrijpboeten.
Rechtbank Den Haag stelt vast dat de inspecteur de aanwezigheid van grove schuld bij het indienen van onjuiste aangiften IB/PVV 2014 en 2015 aannemelijk maakt. De rechtbank overweegt dat X heeft nagelaten, bij gebrek aan fiscale kennis, voorafgaand aan het indienen van de aangiften uitgebreid advies in te winnen. De vergrijpboeten zijn terecht opgelegd. De rechtbank matigt de boeten met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Beroep daarom gegrond.
Lees ook het thema De inkeerregeling.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 13 februari