X is eigenaar van een nieuwbouwwoning. De heffingsambtenaar van de gemeente Ede stelt de WOZ-waarde voor belastingjaar 2018 vast op € 721.000. Rechtbank Gelderland vermindert de waarde in beroep naar € 650.000. De heffingsambtenaar komt in hoger beroep, X stelt incidenteel hoger beroep in. In geschil is de waarde van de kavel.
Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde wel aannemelijk maakt. Het hof verwerpt de stelling van X dat het eigen aankoopcijfer (een koop-/aannemingsovereenkomst) niet bruikbaar is. Een vergelijking met gerealiseerde koopsommen is één van de hulpmiddelen om te bereiken dat het wettelijke waardebegrip wordt gehanteerd. De toetssteen blijft evenwel uiteindelijk de waarde zoals omschreven in artikel 17, lid 2, Wet WOZ, en die waarde kan ook op andere manieren worden bepaald. (vgl. HR 29 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8610). De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat de woning zo’n bijzondere ligging heeft dat de eenheidsprijzen van de kavels van de referentieobjecten niet bruikbaar zijn. De door de heffingsambtenaar genoemde vraag- en gerealiseerde verkoopprijzen van eind 2019, van na de waardepeildatum bevestigen, in combinatie met de stichtingskosten van deze objecten, dat de gebruikte eenheidsprijs voor de kavel niet te hoog is.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 23 maart