Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat B en C in de onderneming hebben geparticipeerd. Het hof wijst er daarbij op dat de onderneming bij de KvK als eenmanszaak stond ingeschreven.

Belanghebbende, X, drijft een onderneming. In 2011 verkoopt hij de onderneming aan D Ltd. In verband met de overdracht maakt D Ltd. op 7 februari 2011 € 70.000 over aan X, en op 14 april 2011 € 8000. In zijn IB-aangifte 2011 geeft X een stakingswinst van € 17.420 aan. De inspecteur corrigeert de aangifte en houdt rekening met een verkoopprijs van € 78.000. X stelt dat D Ltd. € 70.000 heeft betaald. Hiervan heeft slechts € 42.500 betrekking op de onderneming en een bedrag van € 27.500 is betaald in verband met de aflossing van een schuld. De inspecteur vermindert de verkoopprijs met € 8000. In hoger beroep stelt X dat een bedrag van € 27.500 moet worden aangemerkt als een terugbetaling van werkkapitaal. Hij merkt daarbij op dat B en C in de onderneming hebben geparticipeerd als zogenaamde winstvennoten naar Turks recht.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat B en C in de onderneming hebben geparticipeerd. Het hof wijst er daarbij op dat de onderneming bij de KvK als eenmanszaak stond ingeschreven. Ook heeft X steeds de volledige winst uit de onderneming in zijn IB-aangiften verantwoord. Het hof wijst er verder nog op dat de door B en C verstrekte gelden in de aangiften en jaarrekeningen zijn opgenomen als vreemd vermogen. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 22 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen