X maakt bezwaar tegen een aanslag zuiveringsheffing 2017. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar van X op 15 augustus 2017 ongegrond en wijst het verzoek om een schadevergoeding af. Per brief van 18 augustus 2017, door de heffingsambtenaar ontvangen op 28 december 2017, verzoekt X om heroverweging van deze uitspraak. Per brief van 23 januari 2018 wijst de heffingsambtenaar dit verzoek af. Op 13 maart 2018 wijst de heffingsambtenaar het verzoek om een schadevergoeding andermaal af en verklaart hij geen dwangsom verschuldigd te zijn. Het hiertegen ingediende bezwaar stuurt de heffingsambtenaar door aan Rechtbank Limburg waar het op 26 juli 2018 binnenkomt. De rechtbank verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017 niet-ontvankelijk.
Hof ’s-Hertogenbosch verklaart het beroep in eerste aanleg alsnog ontvankelijk omdat de gemachtigde van X aannemelijk maakt dat hij binnen de beroepstermijn per e-mail heeft gereageerd op de eerste uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2017. Deze e-mail is weliswaar ingediend bij het verkeerde bestuursorgaan (de gemeente Roermond), maar het hof acht het niet aannemelijk dat de gemachtigde dit bewust heeft gedaan. Van misbruik van de doorzendplicht is dus geen sprake. Het hof wijst de zaak niet terug omdat het ontvankelijke beroep in eerste aanleg overduidelijk ongegrond moet worden verklaard. Dit omdat X tegen de aanslag 2017 geen inhoudelijke bezwaren heeft en zijn bezwaar in feite is gericht tegen de aanslag 2013 die inmiddels onherroepelijk vaststaat.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 20 april