Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen een uitspraak van Rechtbank Amsterdam. X bepleit een hogere proceskostenvergoeding dan het bedrag van € 165,33 dat de rechtbank heeft toegekend.
Volgens Hof Amsterdam heeft de rechtbank het aantal proceshandelingen gemoeid met het door gemachtigde van X verschijnen ter zitting, onjuist vastgesteld. Er hebben twee zittingen plaatsgevonden, de gemachtigde van X is uitgenodigd om op die zittingen te verschijnen en is aldaar ook daadwerkelijk verschenen. Ook indien ervan dient te worden uitgegaan dat die eerste zitting het karakter van een regiezitting heeft gehad, kan dit niet tot een ander oordeel leiden. Er is sprake van twee proceshandelingen (verschijnen eerste zitting en verschijnen nadere zitting) waaraan tezamen 1,5 punt dient te worden toegekend. De wegingsfactor heeft de rechtbank wel correct vastgesteld. Er is sprake van drie samenhangende zaken en het gewicht van de zaak heeft de rechtbank mogen vaststellen op 0,5. De proceskostenvergoeding voor het beroep in eerste aanleg bedraagt dan € 206,66, te weten (2,5 proceshandelingen * € 496 * wegingsfactor 0,5)/3.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75