Belanghebbende, X, heeft een kind dat geboren is in 1996. Het kind staat in het jaar 2012 jaar volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) ingeschreven op het adres van belanghebbendes ex-echtgenote. Feitelijk heeft het kind in 2012 echter steeds bij X gewoond. De inspecteur weigert in de aangifte IB 2012 de door X geclaimde alleenstaande-ouderkorting.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat niet is voldaan aan een voorwaarde voor de alleenstaande-oudertoeslag omdat het kind in 2012 volgens de GBA gedurende zes maanden op het adres van X stond ingeschreven. De Rechtbank verwerpt de stelling van X dat zijn kind in 2012 feitelijk steeds op zijn adres verbleef en dat dit het uitgangspunt zou moeten zijn voor het recht op alleenstaande-ouderkorting. Het is de keuze van de wetgever geweest om een objectief criterium in de vorm van de status volgens de basisadministratie persoonsgegevens als voorwaarde te stellen. De rechtbank verwijst nog naar een arrest van de Hoge Raad waarin is geoordeeld dat de inschrijvingseis voor de alleenstaande-ouderkorting past binnen de (ruime) beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 mei