Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt, omdat de inspecteur met het eerste voornemen tot afwijken een uitlating heeft gedaan waaruit X redelijkerwijs mocht afleiden dat hij recht had op een kostenaftrek van € 5.975.

Belanghebbende, X, verdient loon uit dienstbetrekking als geestelijk verzorger en geniet inkomsten buiten dienstbetrekking voor werkzaamheden als predikant. In zijn aangifte ib/pvv 2017 vermeldt hij een kostenaftrek van € 8.812. Volgens een eerste standpunt van de inspecteur mag X slechts € 5.976 aan kosten in aftrek brengen. Bij het opleggen van de aanslag volgt de inspecteur een tweede standpunt, namelijk een aftrek van € 3.502. In geschil is of de inspecteur gehouden is aan het eerste voornemen tot afwijken op grond van het vertrouwensbeginsel.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de inspecteur een uitlating heeft gedaan waaruit X redelijkerwijs mocht afleiden dat hij recht had op een kostenaftrek van € 5.975. Ook wordt er geen voorbehoud gemaakt dat de inspecteur nog op dit voornemen terug zou kunnen komen of dat de aftrekbaarheid van de kosten nogmaals beoordeeld zou worden. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 30 december

29

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen