Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X niet-aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden heeft behaald.
Aan belanghebbende, X, zijn over de jaren 2010 t/m 2016 (navorderings-/voorlopige/definitieve) aanslagen IB/PVV en Zorgverzekeringswet opgelegd. In geschil is of de inspecteur terecht bedragen als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X niet-aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden heeft behaald endat sprake is van ‘negatieve kassen’ bij X. Deze negatieve kassen baseert de inspecteur op het saldo van geconstateerde contante stortingen en contante opnamen, alsmede op geconstateerde contante uitgaven en veronderstelde contante uitgaven op basis van onder meer Nibud-normen. Deze methode is op zichzelf geschikt om te bepalen of sprake is van een ‘negatieve kas’. Het verweer van X is onvoldoende. Als de verklaringen in zijn geheel en in onderlinge samenhang worden bezien zijn er te veel bedenkingen en leggen zij dus onvoldoende gewicht in de schaal ten opzichte van wat de inspecteur heeft aangevoerd. Aannemelijk is gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan in elk van de jaren. De schatting is redelijk en X is niet geslaagd in de verzwaarde bewijslast. Met betrekking tot de vergrijpboeten ziet de rechtbank aanleiding voor matiging gezien de omkering van de bewijslast en de persoonlijke, financiële omstandigheden van X.
Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 25 maart