De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur bevoegd is om de verzekerings- en premieplicht van Rijnvarende X vast te stellen. Het feit dat de Svb geen verklaring heeft afgegeven, ontslaat de inspecteur namelijk niet van zijn plicht om de PVV te heffen.

Rijnvarende X woont in Nederland en werkt van 1 januari 2014 - 31 augustus 2014 op een Nederlands binnenvaartschip. In die periode is hij in dienst bij een Luxemburgse werkgever die sociale verzekeringspremies op zijn loon inhoudt. X beschikt over een door Luxemburg op 22 februari 2006 afgegeven E101-verklaring die voor onbepaalde tijd geldig is. Op 26 augustus 2016 wordt die E101-verklaring met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 ingetrokken. X beschikt niet over een A1-verklaring voor de werkzaamheden op het schip. In geschil is of X is vrijgesteld van de PVV-heffing voor de periode 1 januari 2014 - 31 augustus 2014. Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de Belastingdienst, zonder een A1-verklaring, geen premieplicht mag vaststellen en dat dus ook voor de periode 1 januari 2014 - 31 augustus 2014 PVV-vrijstelling moet worden verleend. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X voor de periode 1 januari 2014 - 31 augustus 2014 premieplichtig is voor de volksverzekeringen. De inspecteur is, wanneer geen A1-verklaring is afgegeven, bevoegd en verplicht om de premieplicht vast te stellen. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 10 juli 2020 (nr. 19/04609, V-N 2020/34.6).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 58

Wet financiering sociale verzekeringen 57

Algemene Ouderdomswet 6

Algemene Ouderdomswet 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 december

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen