De inspecteur legt aan X in het kader van het Rekeningenproject navorderingsaanslagen IB/PVV op over de jaren 1990 tot en met 2000 en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000. Samen met de navorderingsaanslagen legt de inspecteur verhogingen respectievelijk boeten op. X ontkent rekeninghouder te zijn bij KB Lux. Hij verzoekt in beroep om overlegging van de niet-openbare passages van het "Draaiboek Rekeningenproject" en de interne nieuwsbrieven van de belastingdienst. De derde meervoudige kamer van Hof Amsterdam verklaart in een tussenuitspraak het beroep van X gedeeltelijk ongegrond en draagt de inspecteur op een deel van de geheime passages aan X te overleggen (Hof Amsterdam 19 april 2006, nr. 05/00317). X stelt tegen deze beslissing beroep in cassatie in maar dit beroep wordt door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard (HR 14 september 2007, nr. 43 296.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in de jaren waarover is nagevorderd houder was van een rekening bij KB lux. De inspecteur mocht de verlengde navorderingstermijn hanteren aangezien niet aannemelijk is dat de inspecteur onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Het hof oordeelt verder dat de inspecteur ten onrechte een factor 1,5 heeft toegepast en vermindert de door de inspecteur berekende correcties daarom met eenderde. Het hof vernietigt de boeten met uitzondering van die voor de jaren 1993 en 1994. Het hof overweegt dat de omvang van het vermogen zoals dat op 31 januari 1994 bekend is niet uitsluit dat dit vermogen in de jaren voorafgaand aan 1993 en de jaren volgend op 1994 zoveel lager was dat de daaruit genoten rente-inkomsten lager waren dan (het nog niet benutte deel van) de rentevrijstelling. Hier doet niet aan af dat het gaat om depositorekeningen, reeds omdat noch de daarop betrekking hebbende termijnen noch de aanvang daarvan bekend zijn. De boeten voor de jaren 1993 en 1994 worden verminderd tot 64%.