Rechtbank Breda oordeelt dat het betaalde bedrag van € 199.725 niet is aan te merken als ondernemingskosten. De betaling komt op in de privésfeer.

Belanghebbende, X, is advocaat. Hij onderhoudt een seksuele relatie met mevrouw A, een ex-cliënte van hem. In 2004 betaalt X € 199.725 aan A. Volgens X is er sprake van aftrekbare ondernemingskosten. De inspecteur accepteert de aftrek echter niet. X stelt dat er sprake is van afpersing en dat hij het bedrag had betaald om de reputatie van zijn advocatenkantoor te beschermen.

Rechtbank Breda oordeelt dat het betaalde bedrag van € 199.725 niet is aan te merken als ondernemingskosten. Volgens de rechtbank is de betaling namelijk het gevolg van de seksuele relatie met A en komt deze betaling op in de privésfeer. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad over deze kwestie voor het jaar 2003. De rechtbank handhaaft de aanslag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 8 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen