Belanghebbende, X, heeft een zoon die vanaf 1 september 2008 een opleiding aan een particuliere instelling volgt. X wenst de kosten daarvan integraal in aftrek te brengen als uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. De inspecteur staat in de uitspraak op bezwaar de maximale forfaitaire bedragen in aftrek toe, te weten € 2.760 (4 x het kwartaalbedrag van € 690).
Rechtbank Breda overweegt dat belanghebbende in de eerste drie kwartalen van 2008 kinderbijslag heeft ontvangen, zodat in die periode geen recht bestaat op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Het maximale forfaitaire bedrag dat belanghebbende in aftrek zou kunnen brengen in het vierde kwartaal is € 690. Nu het bedrag dat door de inspecteur is toegekend, hoger is dan uit de wet kan voortvloeien en belanghebbende door het instellen van beroep niet in een slechtere positie mag komen te verkeren, is de rechtbank van oordeel dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur dient te worden gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.15
Wet inkomstenbelasting 2001 6.14
Wet inkomstenbelasting 2001 6.13