Belanghebbende, X bv, exploiteert een tandartsenpraktijk en verwerft tandprothesen uit Duitsland van A, een Duitse tandtechnicus. Ter zake van de intracommunautaire verwerving (icv) van de tandprothesen heeft X bv geen btw op aangifte voldaan. A past een vrijstelling toe. De inspecteur is van mening dat de icv's vanaf 1 januari 2008 tegen het tarief van 19% zijn belast en legt een btw-naheffingsaanslag op. Rechtbank Breda oordeelt dat de icv's van tandprothesen zijn vrijgesteld als ook de levering in Nederland door tandartsen en tandtechnici van tandprothesen in Nederland zijn vrijgesteld. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat dit het geval is en dat de icv van tandprothesen derhalve ook is vrijgesteld. Hieraan doet volgens de rechtbank niet af dat Duitsland gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de levering van tandprothesen door tandartsen of tandtechnici met btw te belasten. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU. De Hoge Raad verzoekt het HvJ EU de volgende vragen te beantwoorden: 1. Moet art. 140 onderdelen a en b btw-richtlijn 2006 zo worden uitgelegd dat de in deze bepaling opgenomen vrijstelling van btw niet geldt voor de icv van tandprothesen? Zo nee, is dan aan de toepassing van de vrijstelling de voorwaarde verbonden dat de tandprothesen vanuit het buitenland zijn geleverd door een tandarts of tandtechnicus en/of zijn geleverd aan een tandarts of tandtechnicus? 2. Zo de in art. 140 onderdelen a en b btw-richtlijn 2006 opgenomen vrijstelling van btw (al dan niet onder de in vraag 1 omschreven voorwaarden) geldt voor de icv van tandprothesen: geldt in lidstaten als Nederland die zich hebben geconformeerd aan de vrijstelling van art. 132 btw-richtlijn 2006, de vrijstelling dan ook voor de icv van tandprothesen afkomstig uit een lidstaat die gebruik heeft gemaakt van de afwijkings- en overgangsregeling van art. 370 van btw-richtlijn 2006? De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het hof naar aanleiding van dit verzoek uitspraak heeft gedaan.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 17e
Wet op de omzetbelasting 1968 11