Belanghebbenden, X en Y, wonen in Duitsland en zijn gezamenlijk eigenaar van een vakantiewoning gelegen in Nederland, die zij met tussenkomst van een in Nederland gevestigd verhuurkantoor verhuren. X en Y zijn daarvoor ondernemer voor de omzetbelasting. X en Y maken bezwaar tegen de op de aangifte over het jaar 2013 afgedragen omzetbelasting. Zij stellen recht te hebben op toepassing van de kleine ondernemersregeling. De inspecteur komt aan het bezwaar niet tegemoet. X en Y komen in beroep.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant beschikken X en Y niet over een vaste inrichting in Nederland en bestaat er dus geen recht op toepassing van de kleine ondernemersregeling van artikel 25 van de Wet OB'68. Bijna alle handelingen met betrekking tot de verhuur van de vakantiewoning worden volgens de rechtbank verricht door het, in Nederland gevestigde, verhuurkantoor. Hiertoe zet het verhuurkantoor eigen personeel en middelen in. Niet aannemelijk is dat X en Y in hun hoedanigheid van opdrachtgever (dagelijkse) instructies kunnen geven over de wijze waarop de betrokken diensten door het verhuurkantoor worden uitgevoerd en de daartoe beschikbare middelen en het personeel worden ingezet. Ook beslist het verhuurkantoor naar eigen inzicht welke vakantiewoning aan een geïnteresseerde huurder wordt verhuurd. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 juli