X is woonachtig in België en houdt indirect 100% van de aandelen in A BV. Zij verstrekt aan A BV een lening van € 900.000. De rente-inkomsten neemt zij in haar aangifte op als resultaat uit overige werkzaamheden. X past in 2016 een afwaardering toe op de vordering van €391.800 in haar aangifte. De inspecteur is van oordeel dat sprake is van een onzakelijke lening en legt een afwijkende aanslag op, zonder de afwaardering in aanmerking te nemen. Belanghebbende betwist het standpunt van de inspecteur en stelt dat de afwaardering op de lening in aftrek kan worden gebracht op haar resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de lening aan A BV dient te worden gekwalificeerd als een onzakelijke lening. Nu niet voldoende zekerheden zijn gesteld en een derde niet bereid zou zijn geweest een dergelijke lening te verstrekken, heeft X een onzakelijk debiteurenrisico aanvaard. De afwaardering is dan ook terecht geweigerd.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 november