Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de jachthavens niet zijn aan te merken als sportaccommodaties. In de jachthavens van X bv is namelijk geen sprake van actieve sportbeoefening. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X bv exploiteert een recreatiecentrum. Het recreatiecentrum bestaat onder andere uit twee jachthavens. De jachthavens hebben in totaal 350 ligplaatsen, die in hoofdzaak aan particulieren ter beschikking worden gesteld, tegen betaling van liggelden. In geschil is of het verlaagde btw-tarief van toepassing is op de terbeschikkingstelling van de ligplaatsen in de jachthavens. X bv stelt namelijk dat de door haar verrichte prestaties zijn aan te merken als het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie. Rechtbank Gelderland oordeelt dat bij de jachthavens geen sprake is van een sportaccommodatie, zodat het verlaagde btw-tarief niet van toepassing is.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 8 augustus 2017, 16/01148, V-N 2017/52.1.5) oordeelt dat de jachthavens niet zijn aan te merken als sportaccommodaties. Het hof stelt daarbij vast dat in de jachthavens van X bv geen sprake is van actieve sportbeoefening, maar van het gebruik maken van bepaalde faciliteiten ten behoeve van het vaartuig en de opvarenden. Het hof wijst daarbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad en het Hof van Justitie EU (onder andere Nijmeegse Vierdaagse, 10 augustus 2007, nr. 43.169, V-N 2007/40.27 en Baštová, 10 november 2016, C-432/15, V-N 2016/67.17). Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 Tab I-B art. 3
Wet op de omzetbelasting 1968 9