X houdt zich bezig met de bouw, verkoop en verhuur van woningen en met projectontwikkeling. In 2009 start X met de bouw van 46 appartementen, 20 voor de verkoop en 26 voor de verhuur. Voor de woningen die voor de verhuur zijn bedoeld, verzoekt X om toepassing van Mededeling 26. De inspecteur stemt hiermee in, zodat de integratieheffing niet wordt toegepast. X brengt de voorbelasting ter zake van de 26 verhuurappartementen niet in aftrek. In 2011 verzoekt X om de integratieheffing ook achterwege te laten ten aanzien van acht appartementen die oorspronkelijk voor de verkoop waren bedoeld, maar die alsnog voor de verhuur worden bestemd. X stelt daarbij voor om te volstaan met het terugbetalen van de voor die acht appartementen in aftrek gebrachte btw. De inspecteur acht dit niet mogelijk. X voldoet de in aftrek gebrachte btw alsnog op aangifte.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X de integratieheffing ook niet hoeft toe te passen inzake de woningen die oorspronkelijk voor de verkoop waren bestemd. De rechtbank overweegt daarbij dat X, door alsnog de afgetrokken btw te voldoen, in dezelfde positie is gekomen als zij zou zijn geweest indien die voorbelasting niet in aftrek zou zijn gebracht. Volgens de rechtbank brengen doel en strekking van Mededeling 26 mee dat X zich daarop met vrucht kan beroepen. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 augustus