Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een onzakelijke lening. X is uit aandeelhoudersmotieven gelden blijven verstrekken aan zijn bv. Afwaardering van de lening is niet langer meer mogelijk.
Belanghebbende, X, en zijn vrouw Y houden de aandelen in A bv. X en Y hebben in 2011 een vordering op A bv van € 736.185. De rc-vordering loopt in 2012 op met € 472.861. Bij de aanslagregeling 2011 staat de inspecteur toe dat de vordering van € 736.185 in de komende jaren in stappen mag worden afgewaardeerd in box 1. Bij het opleggen van de IB-aanslag 2012 bericht de inspecteur dat bij het oplopen van de vordering sprake is van een onzakelijke lening. In 2017 corrigeert de inspecteur de afwaardering van de lening. Hij stelt dat de lening voor een bedrag van € 736.185 reeds volledig is afgewaardeerd en dat het restant een onzakelijke lening betreft.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een onzakelijke lening. X is uit aandeelhoudersmotieven gelden blijven verstrekken aan zijn bv. Afwaardering van de lening is niet langer meer mogelijk. De rechtbank verwerpt ook het beroep van X op het vertrouwensbeginsel. Voor zover bij X het vertrouwen was gewekt dat de lening mocht worden afgewaardeerd, is dit vertrouwen ingetrokken met de brief bij de IB-aanslagregeling 2012. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema De onzakelijke lening.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 21 maart
Informatiesoort: VN Vandaag