X ontvangt in 2020 een nabetaling van het UWV. Het gaat om een Wajong-uitkering die betrekking heeft op 2019. Volgens X is de nabetaling ten onrechte belast in het jaar van ontvangst. X verwijst hiertoe naar het machtigingsformulier, waarmee hij het UWV destijds heeft gemachtigd om zijn persoonlijke gegevens aan de Belastingdienst door te geven. Een medewerker van de Belastingdienst zou vervolgens tijdens een telefoongesprek hebben toegezegd alle hulp te zullen verlenen om het fiscale nadeel te herstellen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X zich vergeefs beroept op het vertrouwensbeginsel. X maakt niet aannemelijk dat de inspecteur heeft toegezegd dat uiteindelijk een splitsing van het inkomen zou worden toegestaan. Als de nabetaling het gevolg is geweest van een onjuiste beslissing van het UWV, dan zou het UWV de eventuele schade moeten vergoeden. De belastingrechter staat hier echter buiten. X zal zich moeten wenden tot de civiele rechter of de bestuursrechter. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 juni