Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de navorderingsaanslag vanwege betrokkenheid bij een Stichting Particulier Fonds omdat een nieuw feit ontbreekt.
De echtgenoot van belanghebbende, X, is bestuurder van een Stichting Particulier Fonds (SPF). De SPF is enig aandeelhouder van een in Nederland gevestigde BV. De BV heeft in het jaar 2011 een activa-passiva transactie verricht met een derde en is in juli 2013 opgeheven. Op vragen van de inspecteur geeft de echtgenoot in maart 2014 toe dat de SPF op zijn verzoek is opgericht en dat hij € 50.000 van de SPF heeft geleend. Er vindt een aantal malen overleg plaats tussen de inspecteur en de echtgenoot over de hoogte van de AB-winst. In de aangifte IB/PVV 2013 van X die in november 2016 wordt ingestuurd is de vraag omtrent de betrokkenheid bij een afgezonderd particulier vermogen niet aangekruist. In december 2016 wordt de aanslag IB/PVV 2013 conform de ingediende aangifte opgelegd. In december 2018 legt de inspecteur aan X de in geschil zijnde navorderingsaanslag IB/PVV 2013 op. Daarin wordt 50% van het inkomen uit aanmerkelijk belang nagevorderd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat er geen sprake is van een nieuw feit, omdat er geen nieuwe feiten bekend zijn geworden na het opleggen van de primitieve aanslag aan X. De inspecteur was ruim voor het opleggen van de primitieve aanslag aan X bekend met het feit dat de echtgenoot betrokken was bij de SPF. Verder oordeelt de rechtbank dat als het niet-aankruisen van de APV-vraag in de aangifte al te kwader trouw is gebeurd, er geen causaal verband is tussen deze gedraging en het te weinig heffen van belasting bij. Het beroep is gegrond. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 22 maart