Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van een gering inkomen in de zin van art. 21 Uitv. besl. IB 2001. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt namelijk dat rekening moet worden gehouden met het wereldinkomen.

X en zijn vrouw wonen in Duitsland en genieten een AOW-uitkering. X geniet daarnaast ook nog een ouderdomspensioen. Duitsland is heffingsbevoegd ten aanzien van de AOW-uitkeringen en Nederland ten aanzien van het ouderdomspensioen. X claimt in zijn IB-aangiften dat hij kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. De inspecteur is van mening dat X geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Nu Duitsland bevoegd is belasting te heffen over de AOW, is het totale inkomen van X en zijn vrouw niet nagenoeg geheel in Nederland belast.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van een gering inkomen in de zin van art. 21 Uitv. besl. IB 2001. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt namelijk dat rekening moet worden gehouden met het wereldinkomen. Daarbij is niet van belang dat X in Duitsland geen belasting hoeft te betalen omdat Duitsland geen belasting heft over de AOW-uitkering. Bij de vraag of Duitsland rekening kan houden met de persoonlijke aftrekposten van X gaat het om de vraag of Duitsland dat kan doen, uitgaande van het daar geldend belastingsysteem, niet of Duitsland dat feitelijk ook doet. X heeft naar Nederlands recht dan ook geen recht op persoonlijke tegemoetkomingen. Een en ander is volgens de rechtbank ook in overeenstemming met het EU-recht. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 juni

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen