De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat X Ltd. onvoldoende informatie heeft overgelegd om te kunnen vaststellen dat de Rijnvarenden niet een substantieel gedeelte van hun werk in Nederland hebben verricht. De Nederlandse socialezekerheidswetgeving is dan ook terecht op hen van toepassing verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Het Cypriotische X Ltd. verzoekt de Svb om te bevestigen dat op haar in Nederland wonende Rijnvarenden de socialezekerheidswetgeving van Cyprus van toepassing is. De Svb verklaart de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing. X Ltd. en de Rijnvarenden zijn het hier niet mee eens. De Centrale Raad van Beroep (28 augustus 2019, 18/3416) oordeelt dat de Svb de EU-rechtelijke procedurevoorschriften niet op een toereikende wijze in acht heeft genomen en draagt de Svb op om opnieuw te beslissen over de verzekeringsplicht. De Svb verklaart vervolgens de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing.
De Centrale Raad van Beroep (V-N 2021/35.1.6) oordeelt dat de Svb heeft voldaan aan de gegeven opdracht. X Ltd. heeft onvoldoende informatie overgelegd om te kunnen vaststellen dat de werknemers niet een substantieel gedeelte van hun werk in Nederland hebben verricht. De Nederlandse socialezekerheidswetgeving is dan ook terecht van toepassing verklaard op de Rijnvarenden. Verder heeft de Svb toegezegd dat in overleg zal worden getreden met het Cypriotische orgaan om overeenkomsten als bedoeld in art. 16 EG-verordening 883/2004 te sluiten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 maart