Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van een woning in aanbouw nu er onvoldoende concrete stappen zijn gezet op grond waarvan te verwachten valt dat de bouw binnen afzienbare tijd gaat beginnen.

X verkrijgt in 2009 de eigendom van de woningen op adres 2 met huisnummer 3 en 4. In augustus 2015 zijn deze woningen gesloopt. De nieuwbouwwerkzaamheden starten op 11 januari 2016. X staakt de nieuwbouwplannen voor de woning met huisnummer 3 in het voorjaar van 2017 en verkoopt deze woning in aanbouw op 4 december 2019. In geschil is of deze woning voor de jaren 2013 tot en met 6 juli 2015 als woning in aanbouw (art. 3.111 lid 3 Wet IB 2001) kan worden aangemerkt. Niet in geschil is dat er vanaf 6 juli 2015 sprake is van een woning in aanbouw.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat adres 2 met huisnummer 3 in de periode 2013 tot en met 6 juli 2015 geen woning in aanbouw is. In het besluit van 26 november 2014, nr. BLKB2014/1947M, Stcrt. 2014, 34403, V-N 2014/65.18, is goedgekeurd dat sprake kan zijn van een woning in aanbouw als er voldoende concrete stappen zijn gezet op grond waarvan naar redelijke verwachting valt aan te nemen dat de bouwkundige werkzaamheden binnen afzienbare tijd gaan beginnen. X maakt niet aannemelijk dat hier in de periode januari 2013 tot 6 juli 2015 sprake van is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 22 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen