Hof Amsterdam oordeelt dat de kennelijk onjuiste benadering van de bewijslast(verdeling) door de rechtbank niet om alleen die reden een gegrond hoger beroep inhoudt met recht op vergoeding van proceskosten en griffierecht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende krijgt een WOZ-beschikking opgelegd voor een woning en bestrijdt deze in beroep met een matrix. Uit de uitspraak van de rechtbank wordt niet kenbaar dat bij de beoordeling van de rechtbank aandacht is besteed aan dit door belanghebbende naar voren gebrachte bewijs. Partijen onderbouwen in hoger beroep de door hun bepleite WOZ-waarden met transactieprijzen van losse onderdelen zoals de opstal, grond van de woning, berging en garages van vergelijkbare WOZ-objecten.

Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2020/371) oordeelt dat de kennelijk onjuiste benadering van de bewijslast(verdeling) door de rechtbank niet om alleen die reden een gegrond hoger beroep inhoudt met recht op vergoeding van proceskosten en griffierecht. Uit het Oostflakkee-arrest (V-N 2005/54.23) volgt dat bij de beantwoording van de vraag of de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk maakt, gelet moet worden op wat belanghebbende aanvoert. Dat uit de uitspraak van de rechtbank niet volgt dat zij bij haar beoordeling aandacht heeft besteed aan dit bewijs, houdt echter niet meteen in dat het hoger beroep slaagt. Het hof oordeelt daarnaast dat bij de juistheid van de WOZ-waarde uit moet worden gegaan van het WOZ-object als geheel en niet op basis van prijzen van samengestelde onderdelen.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 7 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen