X is strafrechtelijk veroordeeld in verband met zijn betrokkenheid als belastingadviseur bij transacties waarin kasgelden van vennootschappen zijn overgeboekt naar buitenlandse bankrekeningen. Daarbij is door die vennootschappen verschuldigde vennootschapsbelasting onbetaald gebleven. De ontvanger vordert in een civiele procedure (hoofdelijke) betaling door onder meer X van een deel van deze onbetaald gebleven belasting, en wel als schadevergoeding.
De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat de ontvanger langs privaatrechtelijke weg via een vordering tot schadevergoeding onbetaald gebleven belasting kan verhalen op een belastingadviseur, dit nadat het recht op dwanginvordering van de belastingschulden is verjaard. Het open systeem van art. 3 lid 2 (oud) IW 1990 staat toe dat de ontvanger schadevergoeding vordert van een derde (zoals X) die onrechtmatig de invordering van belastingschulden heeft verhinderd (vgl. HR 28 juni 1996, ECLI: NL:HR:1996:ZC2120, NJ 1997/102). Ook onder het huidige art. 4:124 Awb is dit mogelijk, zo merkt de Hoge Raad nog op. De ontvanger is bij zijn vordering enkel gebonden aan de verjaringsregels van het Burgerlijk Wetboek. De Leidraad Invordering 1990 en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur staan aan het voorgaande niet in de weg.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:124
Burgerlijk Wetboek Boek 3 3:306
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer), Hoge Raad (Civiele kamer)
Editie: 25 februari