Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het door de wetgever veronderstelde rendement van 4% is weliswaar niet meer haalbaar, maar er is geen sprake van een individuele buitensporige last, ondanks een belastingdruk van 183%.

X beschikt in 2015 over € 436.047 aan spaartegoeden. Het rendement dat X met zijn vermogen behaalt, bedraagt € 5453. Het forfaitaire voordeel uit sparen en beleggen bedraagt € 16.955. Hierover is X € 5086 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is van mening dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP EVRM.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Volgens de rechtbank is het door de wetgever veronderstelde rendement van 4% weliswaar niet meer haalbaar, maar er is volgens de rechtbank geen sprake van een individuele buitensporige last. Dat de belastingdruk 93% is, en rekening houdend met inflatie zelfs 183%, acht de rechtbank niet van belang. Uit een arrest van het EHRM volgt namelijk dat er geen sprake is van een individuele buitensporige last als de belastingdruk extreem hoog is. Ook de inkomens- en vermogenspositie van X moeten in de beoordeling worden betrokken, en die is erg goed. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 3 april

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen