Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X toch recht heeft op uitbetaling van de volledige heffingskorting van € 2254. De rechtbank verwijst daarbij naar de wetsgeschiedenis. Volgens de rechtbank legt de inspecteur art. 8.9a Wet IB 2001 te beperkt uit.

X emigreert op 31 januari 2017 met haar echtgenoot naar Duitsland. In haar IB-aangifte 2017 geeft zij geen positieve inkomsten aan. Zij verzoekt wel om uitbetaling van de algemene heffingskorting en de verhoging van de algemene heffingskorting. Volgens de inspecteur heeft X slechts recht op € 693 aan heffingskorting.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X toch recht heeft op uitbetaling van de volledige heffingskorting van € 2254. De rechtbank verwijst daarbij naar de wetsgeschiedenis. Volgens de rechtbank legt de inspecteur art. 8.9a Wet IB 2001 te beperkt uit. Gezien de wetsgeschiedenis valt niet in te zien waarom de ‘bijzondere verhoging’ van art. 8.9a Wet IB 2001 zou moeten worden onthouden in het jaar van emigratie, alleen maar omdat de belastingplichtige niet het gehele jaar niet-premieplichtig is. De rechtbank wijst er daarbij op dat X de bijzondere verhoging wel in 2016 en 2018 heeft genoten. Ook zou zij deze hebben genoten als zij op 1 januari 2017 zou zijn verhuisd. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.9a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 3 november

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen